Recensie (WegWijs september/oktober 2008, jaargang 62, nr. 5)
Leven uit genade, dat is het blijde en zelfs feestelijke voorrecht van Gods kinderen. Realiseren we ons dat, elke dag weer? Moeten we ons daar niet meer in verdiepen? Daar zijn de auteurs van dit boek van overtuigd en daarom stelden ze dit gemeenteproject samen. Het is de bedoeling dat heel de gemeente veertig dagen lang heel intensief ermee bezig gaat en dat het dan daarna zijn effecten zal hebben. Het plan is degelijk uitgewerkt, met apart materiaal voor de jongeren en voor de basisschoolkinderen. Elke week heeft een eigen thema: hartstocht voor God, zonde, genade, heiliging, de ander dienen, missionair zijn. Het begint bij de zondagse prediking en verder is het de bedoeling dat de gemeente wordt opgedeeld in groeigroepen met eigen coaches. De jongeren hebben hun eigen jongerenavonden; de kinderen volgen geheel hun eigen programma in de kindernevendienst (er wordt dus van uitgegaan dat die er is).
Bij zo’n intensief project leef je zes weken als het ware op de toppen van je geloof, mede omdat de uitwerking heel persoonlijk is. Om je er ten volle voor te kunnen inzetten, moeten alle kerkelijke activiteiten in deze periode worden stopgezet. Dat is nogal wat! En dan, dan zul je toch een beter christen zijn geworden?! Die indruk wordt wel gewekt, en daardoor heeft zo’n project voor mijn gevoel iets dwingerigs. Ondanks dat in het boek natuurlijk wordt benadrukt dat we Gods liefde niet hoeven te verdienen omdat Christus dat al voor ons gedaan heeft. Leven uit genade begint immers in het leven tot zijn eer, het ‘gewoon’ je dagelijks werk doen en aanpakken wat op je weg komt. Je leert je afhankelijk weten van Christus, zodat je steeds meer naar Hem toegroeit; en dat gaat met horten en stoten, en met vallen en opstaan.
Dat mogen ook je kinderen leren. Het kinder- en jongerenprogramma zit goed in elkaar. Maar het lijkt me niet de goede insteek om de kinderen uit de eredienst weg te halen (wat op p. 114 wordt opgemerkt over het bij de dienst betrokken zijn, is daar zelfs mee in strijd!) en een aantal weken catechese en vereniging gewoon maar te vervangen (omdat je jongeren niet moet overvragen).
Er staan overigens heel veel mooie dingen in het boek, al ben ik niet met alle formuleringen even gelukkig. Echt bezwaar maak ik tegen de – hopelijk niet zo bedoelde, maar wel arminiaans klinkende – opmerking die ik enkele malen tegenkwam: je moet zelf beslissen of je je aan God wilt overgeven, pas dan kan de Geest in je werken (o.a. p. 35, 104). Alsof het bij onszelf begint en de Geest van ons afhankelijk is. Reguliere verenigingen of bijbelstudiegroepen kunnen de thema’s uit dit werkboek ook gebruiken. Helaas zul je zelf op zoek moeten naar verder voorstudiemateriaal (m.n. van eigen bodem). Verwezen wordt wel naar www.cvkoers.nl, maar de genoemde artikelen zijn alle van Engelstalige/Amerikaanse komaf.
Marja Zwikstra-de Weger