(WegWijs mei/juni 2014, jaargang 68, nr. 2)
Je zingt vol vertrouwen op God: ‘Leer mij volgen zonder vragen, Vader, wat Gij doet is goed.’ En: ‘Eenmaal zie ik al uw luister, als ik in uw hemel kom!’
Maar toch wil je je wel graag een voorstelling kunnen maken van hoe het daar is. Wat zegt de Bijbel erover?
En hoe wordt daar in de populaire roman Deadline van Randy Alcorn mee omgegaan?
Het onderdeel in de theologie dat zich speciaal richt op de leer van de ‘laatste dingen’ noemen we eschatologie en is vooral te vinden in de Openbaring van Johannes. Zie ook: Wat is de hemel en Wat is de hel van prof. dr. K. Schilder. |
Deadline gaat over drie vrienden die een auto-ongeluk krijgen. Een van de drie, de gelovige Finney sterft en gaat naar de hemel, de ongelovige Doc sterft ook, hij gaat naar de hel en de derde, Jake, blijft in leven.
Het sterven van Finney wordt beschreven als het gaan door een tunnel, een geboortekanaal, waarbij hij begeleid wordt door zijn persoonlijke engel (zie Mat. 18:10). In de hemel krijgt hij een soort tijdelijk lichaam, een ‘voorschets’ van het definitieve verheerlijkte lichaam. Hij begroet er zijn moeder en eerder gestorven dochtertje en doet hen de groeten. En in de hemel bidt Finney voor zijn vriend Jake op aarde.
Van de ‘eeuwige Oude van Dagen, die oneindig jong is’ krijgt hij een hand met de woorden: ‘Wel gedaan, goede en getrouwe dienstknecht.’ Finney begrijpt dat dit de Heer Jezus is.
Boeiend is de gedachte dat Finney niet direct alles weet zodra hij in de hemel is aangekomen; er is een ontwikkeling door de eeuwigheid heen, daarom is er in de hemel ook geen verveling.
De hemelse voorbede baseert de schrijver op Openbaring 6 waar we lezen over de zielen onder het altaar die roepen: ‘O heilige en betrouwbare Heer, wanneer zult u de mensen die op aarde leven eindelijk straffen en ons bloed op hen wreken?’ |
Er is maar één plaats waar een mens zich ‘dood verveelt’ ‒ dat is de hel. De beschrijving hiervan vind ik een van de meest aangrijpende delen uit dit boek. Doc vraagt zich in de hel vertwijfeld af: ‘Waar is iedereen?’ Hij had zich nooit zo ontzettend alleen gevoeld.
Deze passage spreekt mij zo aan omdat ik mensen regelmatig heb horen zeggen: ‘En als ik dan naar de hel ga, dan ga ik niet alleen…’
Wijd verbreid is het geloof in de onsterfelijke ziel van de mens. De ziel wordt dan gezien als het hogere deel in de mens en is in zichzelf onsterfelijk; dat hogere deel blijft voortbestaan. Deze gedachte is een belangrijk onderdeel van het ietsisme.
Ietsisme is het geloof dat er iets is. Ietsisten zijn er doorgaans ook van overtuigd dat de dood niet het einde is. Ze denken terug te komen in een andere, nieuwe werkelijkheid. |
Het geloof in de onsterfelijke ziel is echter niet bijbels. Alleen God is onsterfelijk, zonder begin en zonder einde. Toch betekent dit ook niet dat het leven bij de dood volledig tot stilstand komt.
De synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland heeft in 1942 over het sterven een uitspraak gedaan: Bij het sterven bestaat de door God geschapen ziel voort, hetzij in gemeenschap met Christus de zaligheid genietend, hetzij in rampzaligheid lijdend. Op de jongste dag zullen de gelovigen naar ziel en lichaam eeuwige zaligheid ontvangen, maar de ongelovigen zullen overgegeven worden tot een voortbestaan in eeuwige rampzaligheid.In dit verband is het goed om ook aandacht te geven aan de leer van de zielenslaap. Deze leer heeft een rol gespeeld binnen onze kerken in de jaren zestig van de vorige eeuw. Ds. Telder had bezwaar tegen het woordje ‘terstond’ in zondag 22 van de Heidelbergse Catechismus. Hij meende te kunnen verdedigen dat de gestorven gelovige ‘slaapt’ tot het moment van de komst van Jezus Christus naar deze wereld. Dat kan nog eeuwen duren maar wordt door de gestorven gelovige als een moment ervaren. Deze leer is binnen onze kerken afgewezen mee op grond van de woorden die de Heer Jezus heeft gesproken tegen één van de misdadigers die met Hem aan een kruis hing: ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.’ |
Het lijkt van niet, bijvoorbeeld Psalm 6:6:
‘Want doden noemen uw naam niet meer!
Wie in het dodenrijk kan u nog loven?’
Bedenk wel: in het Oude Testament ligt heel sterk de nadruk op dienen van God ‘onder de zon’ in deze wereld. De dood is een inbreuk op de door God geschapen wereld. In het graf liggend kan geen mens meer doen waarvoor hij is geschapen. Toch lezen we ook in het Oude Testament dat de dood niet het laatste woord heeft. Denk aan Psalm 73; Jesaja 26:19 ; Daniël 12:2 en Job 19:25-27.
Een aantal door Randy Alcorn beschreven situaties wil ik nader bekijken bij het licht van de Bijbel.
De overleden Finney krijgt in de roman in de hemel een tijdelijk lichaam (een ‘voorschets’).
In Openbaring 6:9-11 lezen we over de ‘zielen onder het altaar’; zij krijgen witte kleren. Hoe kan een ziel een wit kleed aandoen?
Wanneer we alle bijbelse gegevens over de ziel bij elkaar nemen, dan kun je de ziel als volgt omschrijven:
De ziel dat ben ik zoals ik in verantwoordelijkheid leef voor Gods aangezicht.
En dat stopt niet wanneer mijn lichaam sterft en in het graf neerdaalt.
Op de een of andere manier zal ik in de hemel dus herkenbaar blijven. Dat geldt ook voor de zielen aan de voet van het altaar die witte kleren krijgen aangereikt.
Finney ontmoet zijn overleden dochter en zijn overleden moeder. Ze kunnen met elkaar in gesprek gaan.
Ik denk dat we elkaar inderdaad zullen herkennen. Bij de verheerlijking op de berg (Mat. 17) verschijnen Mozes en Elia; zij worden door de discipelen herkend als de twee grote profeten uit het Oude Testament. Hoewel: Elia is niet gestorven maar van de aarde weggenomen naar de hemel en uit Judas 6 mogen we concluderen dat het lichaam van Mozes is opgewekt met het oog op de verschijning aan Christus.
In principe kan het dus zijn dat alleen zij beiden samen met Henoch en de Heer Jezus herkenbaar zijn in de hemel. Omdat alle vier met hun lichaam van de aarde naar de hemel zijn gegaan.
Maar wat te denken van de arme Lazarus van wie de Heer Jezus in een gelijkenis (Luc. 16) vertelt dat hij bij zijn sterven door de engelen wordt weggedragen om ‘aan Abrahams hart te rusten’? Zeker, het is een gelijkenis. Maar de Heer Jezus maakt in een gelijkenis gebruik van gegevens uit de werkelijkheid.
Ook al mogen wij in alle voorzichtigheid vaststellen dat er in de hemel onderlinge herkenning zal zijn, dit betekent nog niet dat wij dus in de hemel met elkaar kunnen omgaan zoals we dat hier op aarde doen.
Op dat punt gaat Alcorn mijns inziens de mist in. Hij laat het ‘aardse’ gesprek doorgaan in de hemel. En dan krijg je ook vragen als: zullen we sommigen mensen niet missen in de hemel? En geeft dat dan geen verdriet?
Zo zijn er meer missers in het boek van Alcorn: Finney mag in de hemel de conceptie van zijn kleindochter zien en hij verlangt erg naar zijn vrouw en kinderen. Dat is allemaal pure speculatie.
Ondanks dit alles blijf ik het wel een mooi boek vinden. Het verruimt ons denken over het verblijf in de hemel.
Regelmatig krijg ik toch wel de vraag of het in de hemel niet erg saai is: voor eeuwig psalmen moeten zingen aan lange avondmaalstafels is voor velen geen aanlokkelijk idee. Daarom vormt het boek Deadline een mooi tegenwicht.
De hemel is niet het eindpunt. Het verblijf van de zielen in de hemel is een tussenfase. Uiteindelijk komen er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Het moment kende ook de Zoon hier op aarde niet maar alleen de Vader.
En daarmee komen we bij het laatste oordeel.
Wat is voor de gelovigen de betekenis van dit laatste oordeel?
Kan het zijn dat Finney op de dag van het oordeel alsnog te horen krijgt dat hij naar de hel moet?
Die indruk zou je wel krijgen wanneer je 2 Korintiërs 5:10 leest: ‘Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus verschijnen, zodat ieder van ons krijgt wat hij verdient voor wat hij in zijn leven heeft gedaan, of het nu goed of slecht is.’
Neem als uitgangspunt Johannes 3:16: ‘… opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwig leven heeft.’
Het is zelfs zo (1 Kor. 6:2 en 3): ‘Weet u niet dat wij over engelen zullen oordelen?’
De dag van het oordeel lijkt tegelijkertijd op een dag van glorie. Hoe valt het een met het ander te rijmen? Op de oordeelsdag komen alle zonden wel aan het licht, als vergeven zonden. Dat neemt niet weg dat de diepste werkelijkheid en gerichtheid van ons leven publiek zichtbaar wordt. En of dat dan pijn zal doen? Ik weet het niet. In ieder geval zal de dankbaarheid voor de verlossing dankzij Christus de overhand hebben. |
In de middeleeuwen was er onder christenen veel angst vanwege het oordeel. Kijk maar naar de oude schilderijen. En denk aan het lied: Dies irae, dies illa (O, die dag van wrake). De mensen waren door de kerk op zichzelf teruggeworpen; ‘gerechtigheid’ was een dreigend woord. Alleen de eis klonk door om goede werken te doen om zo deel te krijgen aan de genade. En in Christus zag men vooral de rechter.
Luther heeft Goddank leren zien dat de gerechtigheid door God wordt geschonken omdat Jezus Christus voor ons heeft volbracht wat wij niet kunnen.
Je kunt zeggen dat Luther naast de ‘eisende gerechtigheid’ de ‘schenkende gerechtigheid’ heeft gepredikt. En zo werd weer duidelijk dat de rechter Christus tegelijk ook de redder is.
De Heer Jezus spreekt heel duidelijk over de scheiding tussen de schapen en de bokken in Matteüs 25, waarbij de ongelovigen worden aangeduid als bokken. De Heer zegt van hen: ‘Hun staat een eeuwige bestraffing te wachten.’
Er worden allerlei beelden gebruikt om het leven in de hel te typeren. Het is de plaats van het ‘geween en tandengeknars’. Ook wordt de hel wel Gehenna genoemd, naar een onvruchtbaar dal ten zuidoosten van Jeruzalem, met een slechte naam. Het was de plaats waar de Moloch werd gediend; aan de Moloch werden kinderoffers gebracht. Na de hervorming onder koning Josia is dit dal een vuilstortplaats geworden.
Tegen de werkelijkheid van de hel zijn altijd veel bezwaren ingebracht. Het bestaan van de hel zou in strijd zijn met Gods liefde. Vanwege de triomf van Gods genade zou het onmogelijk zijn dat er nog een plaats van eeuwige verdoemenis is. Je kunt hierover lang en breed redeneren maar ook kort zijn. Wie de hemel als een werkelijkheid aanvaardt kan niet om de hel heen. |
Hoe moeten we ons het leven in de hel voorstellen?
Hierover weten we nog minder dan over de hemel.
Neem je uitgangspunt in wat onze Heiland heeft geleden; aan het kruis heeft Hij het helselijden ondergaan.
En wat was het helse in dat lijden? Dat Hij van de Vader werd verlaten. En dit is het ergste wat een mens kan overkomen. Het is de plaats waar je totaal aan jezelf wordt overgelaten. Geen omgang met God en met andere mensen. De plaats van de absolute melaatsheid.
De hemel daartegenover is de plaats van Immanuël: God met ons.
Daar zal God zijn alles in allen.
Lucius W. de Graaff