Betekent zeven maal zeventig maal vergeven (Mat. 18:22) dat je altijd moet vergeven? Is dat ook je christelijke roeping als de dader je onherstelbaar leed heeft berokkend? Of geen berouw toont? Is het echt je plicht de dader aan te spreken op zijn fout, zijn zonde (Mat. 18:15-18)? En als je dat niet durft? Of als je niet vergeven kunt omdat de wond zo groot is dat herstel niet mogelijk is? Schiet je dan als christen tekort? Wordt je last dan niet dubbel zwaar?
Nico van der Voet leidt je in zijn Altijd vergeven? voor een antwoord op deze en andere vragen over schuld, vergeving en berouw door de Bijbel. Te beginnen bij Lucas 17:3 en 4: ‘Let dus goed op jezelf! Indien je broeder zondigt, spreek hem dan ernstig toe; en als hij berouw heeft, vergeef hem’ (3). Desnoods zeven keer op een dag (4).
Een discipel van Jezus gaat immers anders om met zonde dan iemand die Hem niet volgt. Het kan toch niet dat een christen met droge ogen aanziet dat zijn broeder zondigt en Gods genade verspeelt. Hij moet daar iets aan doen. Hier komt heel duidelijk de christelijke tucht in beeld. Want ‘zonde moet zonde en onrecht onrecht genoemd worden’. En ‘als iemand geen berouw toont moet in het bestraffen een opklimmende lijn worden aangebracht’ (Mat. 18:15-18).
Toch constateert de auteur dat ‘er nu vrijwel nooit meer sprake is van kerkelijke tucht bij een zondige levenswandel’. Want ‘een deel van de kerkelijke tucht wordt in onze dagen overbodig gemaakt door de hulpverlening en rechtspraak van buiten de kerk’. ‘Maar’, zo vervolgt hij, ‘de worsteling om het behoud van de zondaar gaat door.’
Echt een boekje dus voor pastores, hulpverleners, pastoraal werkers. En voor u en mij.
Henk Bouwmeester