
(WegWijs mei / juni 2015, jaargang 69, nr. 3)
1. Waarover gaat het?
Bij mijn zoektocht naar informatie over bevrijdingspastoraat, stuitte ik onder andere op de website Huis van vrede, waarbij de hulpverleners zich als volgt presenteren:
‘En het is ons verlangen om mensen te helpen ontdekken wie Vader-God is. Soms worden mensen daarin belemmerd en tegengehouden door ‘heersers van duisternis’(Ef. 6, 12) en kan zgn. bevrijdingspastoraat onderdeel uitmaken van de pastorale zorg.’
Bij het zogeheten intakegesprek wordt iemands levensgeschiedenis geanalyseerd ‘om zonden en of zondige patronen van voorouders, ouders en van de persoon in kaart te brengen.’
Om de lezer wat meer inzicht te geven staat er op de website ook een ‘Verzonnen praktijkvoorbeeld’. In dit gefingeerde verhaal valt het op dat de hulpverlener de demonen aanspreekt.
Ergens anders op de website wordt overigens meegedeeld dat de hulpverleners in het Huis van vrede de demonen niet meer aanspreken zoals andere werkers in het bevrijdingspastoraat wel doen. Dat lijkt mij in ieder geval zeer terecht. Wie demonen aanspreekt, maakt de hulpvragende gelovige tot een medium voor die boze geest, daarmee komen we angstig dicht bij het spiritisme in de buurt.
Het is lastig om grip te krijgen op het verschijnsel Bevrijdingspastoraat. Daarom ben ik blij met het boek van Mr. Els Nannen, Waarlijk vrij? Bevrijdingspastoraat in het licht.
Ze toetst alle onderdelen van het bevrijdingspastoraat aan het Woord van God.
Ook laat zij heel duidelijk zien uit welke bronnen het bevrijdingspastoraat voortkomt.
Ze heeft grondig studie gemaakt van de boeken van Neil. T. Anderson, Wilkin van de Kamp, M.J. Paul en Willem Ouweneel.
Het zijn boeken die ook in het website van Huis van vrede worden genoemd en ter lezing worden aanbevolen.
In de kern van de zaak gaat het om de vraag of een christen bezeten kan zijn door een demon.
Zo ja, wat er moet worden gedaan om die demon te verjagen?
Om het maar heel praktisch te houden; iemand is verslaafd aan het roken. Mag je dan constateren dat deze broeder of zuster is bezeten door de demon of geest van nicotine?
Binnen het bevrijdingspastoraat is dit geen vraag.
Het bevrijdingspastoraat is doorspekt van termen als ‘een geest van trots’, ‘een geest van wellust’, ‘een geest van heerszucht’. Het zijn kwade geesten die een mens gevangen houden.
2. Geestelijke oorlogsvoering
Het is opmerkelijk dat binnen de sfeer van het bevrijdingspastoraat veel wordt gesproken over ‘de geestelijke oorlogsvoering’. Dat klinkt heel bijbels. Ik denk aan de bemoedigende woorden van de apostel Paulus aan het adres van Timoteüs (1 Tim. 1, 18 en 19):
‘Laten die [woorden] je tot steun zijn in de goede strijd die je, toegerust moet [ …] voeren.’
We weten van de duivel dat hij rondgaat als een brullende leeuw.
In Efeziërs 6 worden we opgeroepen de geestelijke wapenrusting aan te trekken.
Toch is er verschil in denken over deze geestelijke strijd. In de bijbel worden we in de eerste plaats opgeroepen te strijden tegen onze eigen zonden. In die strijd speelt de duivel een grote rol. Hij probeert ons tot zonde te verleiden.
Binnen het bevrijdingspastoraat wordt de interne strijd tegen de zonden veranderd in een externe strijd tegen de satan (71).
Zoals binnen het charismatische denken in het algemeen tref je ook binnen het bevrijdingspastoraat een gefixeerd-zijn op de boze geesten aan.
In de literatuur kom je zinnen tegen als ‘satan ligt aan de wortel van alle zonde’ en ‘alle ziekten staan in verband met de duivel en zijn demonische rijk’
Wie de geschiedenis van de zondeval in de bijbel leest, ziet dat niet de satan ter verantwoording wordt geroepen maar Adam.
Wanneer de ongehoorzaamheid van de mens op satan wordt afgeschoven, brengt dat een ander evangelie met zich mee.
Het evangelisch-charismatische denken over de geestelijke strijd komen we gepopulariseerd tegen in de boeken van Peretti.
Terwijl de apostel Paulus in Efeziërs 6 niet meer doet dan de gelovigen op te roepen tegen de aanvallen van de satan, gebruiken de evangelisch-charismatische theologen dit gedeelte als informatie voor de tactiek van een strategisch-geestelijke aanvalsoorlog. Compleet met een militaire termen als: Lofprijsmars, Jezusmars, gebedsgeneraals.
Soms wordt een stad belegerd.
Voordat dit gebeurt, wordt het religieuze verleden en heden van de stad in kaart gebracht. M.J. Paul noemt dit ‘spiritual mapping en stemt hiermee in.
Het uiteindelijke doel van deze strategisch-geestelijke oorlogsvoering is dat christenen over deze aarde gaan regeren en zo de komst van het Koninkrijk voorbereiden.
De in de kringen van de evangelisch-charismatische christenen bekende Anderson leert dat we nu al volledige macht kunnen hebben over het rijk van de duisternis.
Eerst moet de satan worden overwonnen voordat andere zendingsmethoden kunnen worden gebruikt (86).
Ook de bekende Corrie ten Boom heeft gezegd dat elke wedergeboren christen oorlog moet gaan voeren tegen de demonen.
Heel bijzonder is deze oproep om aan te vallen terwijl Jakobus ons in 4, 7 oproept de duivel te weerstaan.
Het is zeker waar dat er in de kring van de charismatische christenen ook nuanceringen zijn.
Toch merk je bij allen de tendens om de strijd tegen de zonde te veranderen in een strijd tegen de demonen.
En dat is een onbijbelse tendens.
Ik denk aan de geschiedenis van David en Batseba. Hoe is het mogelijk dat David zo ver kan komen dat hij Uria, de man van Batseba, uit de weg laat ruimen om de zwangere Batseba in te pikken? Dat gaat toch heel ver. Wordt David soms gedreven door de ‘geest van overspel’? In 2 Samuël 12 lezen we het wel anders. De profeet Natan geeft koning David geen enkele ruimte om zich achter wie of wat dan ook te verbergen: ‘Gij zijt die man!’ Dan kan David ook niet anders meer dan te zeggen: ‘Ik heb gezondigd tegen de HEER!’ |
3. Kan een christen bezeten zijn?
Kan een christen bezeten zijn door de duivel of een demon?
Kijken we naar zondag 1 van de HC, dan is dat onmogelijk. We belijden immers dat een christen uit alle macht van de duivel is verlost en tot het eigendom van de Heer Jezus Christus is geworden.
Toch komen we in Lucas 13 een vrouw tegen die een dochter van Abraham wordt genoemd maar al 18 jaren door de satan geboeid wordt gehouden.
In de NBV begint de geschiedenis als volgt:
‘Er was daar ook een vrouw die al achttien jaar bezeten was door een geest die haar ziek maakte’
Hier wordt in de vertaling zelfs het woord ‘bezeten’ gebruikt.
Daarmee kan de indruk worden gewekt dat zij door de duivel of een demon is bezeten. Toch is dat niet het geval. Meer letterlijk vertaald staat er dat zij ‘een geest van zwakte had’.
Dat we hier niet van bezetenheid moeten spreken blijkt ook wel wanneer we kijken naar de geschiedenis die een paar hoofdstukken eerder wordt verhaald. Daarin (Luc. 8) gaat het over een bezetene in het land der Gardarenen. Van hem staat letterlijk dat hij ‘ demonie had’.
Dat is bij de dochter van Abraham in Lucas 13 niet het geval. Over haar schrijft de arts Lucas dat zij ‘een geest van zwakheid / ziekte had ‘.
Het steekt hier dus wel erg nauw. En het ligt heel dicht bij elkaar. Dr. J. van Bruggen schrijft in zijn commentaar (267):
‘juist hier blijkt dat elke vorm van zwakheid of ziekte te maken heeft met de invloed van geesten die uit zijn op leugen, bederf en onvrijheid’
Toch is het wel belangrijk om een duidelijke streep te trekken tussen het bezeten zijn van de duivel of een demon en het geplaagd worden door de duivel of een boze geest.
Terecht merkt Nannen op (427) dat je in de ‘strik’ van verblinding en bedrog van de duivel kunt komen zonder dat je dan van de duivel bezeten bent.
Kortom: een christen kan niet door de duivel bezeten zijn.
Dat is de troost van vr./antw. 1 van de Heidelbergse Catechismus.
4. Kan een mens gebukt gaan onder een ‘generatievloek’?
Bij het intake-gesprek dat door de bevrijdingspastor wordt gevoerd, wordt meestal ook gevraagd naar zonden of zondige patronen van ouders en voorouders. Deze moeten eerst in kaart worden gebracht.
Wanneer deze zonden niet zijn beleden, dan kan de vloek tot in vele generaties doorwerken.
Als ik het goed heb begrepen is de bevrijdingspastor vooral op zoek naar zonden op occult terrein: waarzeggerij, spiritisme, magnetisme en alles wat maar tot het occulte kan worden gerekend. Voor menigeen valt daar ook onder de alternatieve geneeskunde.
De kerntekst waarmee het spreken over een generatievloek wordt verdedigd is Exodus 20, 5: ‘voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten.’ |
Ik kan mij goed voorstellen dat er in Israël een gezegde rondging dat als volgt luidde: ‘onze ouders hebben onrijpe druiven gegeten maar onze tanden zijn stroef geworden.’
In Ezechiël 18 lezen we echter dat de HEER zich zeer fel verzet tegen dit gezegde.
Een compleet hoofdstuk lang fulmineert de HEER bij monde van Ezechiël tegen de suggestie dat Hij onrechtvaardig zou zijn door de kinderen te laten boeten voor de schuld van de ouders.
Vers 20: ‘Iemand die zondigt zal sterven, maar een zoon hoeft niet te boeten voor de schuld van zijn vader.’
Exodus 20 en Ezechiël 18 lijken dus echt met elkaar in strijd te zijn.
Ook hierbij spelen vertalingen weer een belangrijke rol. In Exodus 20 en Ezechiël 18 worden twee verschillende woorden gebruikt die (helaas) in beide gevallen met ‘boeten’ worden vertaald.
In de NBG-51 komt het verschil wel tot uiting in de vertaling. Daar wordt Exodus 20, 5 zo vertaald: ‘die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen’.
Dat ‘bezoeken’ betekent zoveel als: God laat het er niet bij zitten. Dit vraagt om uitleg.
Het gaat in het tweede gebod om het verbieden van eigenwillige godsdienst. De HEER wil niet als een afgod worden vereerd door middel van een beeld.
Daarmee brengen de Israëlieten zichzelf op een heilloze weg, niet alleen zichzelf maar ook hun nageslacht. Wat een gevolgen heeft de ongehoorzaamheid van een vader voor zijn kinderen! Want wanneer die kinderen verder gaan op die weg van eigenwillige godsdienst, laat de HEER het er niet bij zitten. Ze worden niet gevrijwaard van straf ook al heeft hun vader of grootvader hen op het verkeerde been gezet. Elk mens blijft verantwoordelijk voor de eigen daden.
Er staat dus in Ezechiël18 heel duidelijk dat een zoon niet hoeft te boeten voor de zonde van zijn voorouders. Hij draait niet op voor de zonde waaraan hij part noch deel heeft.
Nu lijken er toch ook bijbelteksten te zijn die wèl leren dat wij mee schuldig staan aan zonden van de voorouders.
Op de website Huis van vrede kwam ik een bijbeltekst tegen die de idee van generatievloek lijkt te ondersteunen.
In Nehemia 1, 6 lezen we dat Nehemia zegt tot God:
‘Ik belijd de zonden die wij, Israëlieten, tegenover u hebben begaan, ook ik en mijn familie’
Is dit een bewijstekst voor het bestaan van een generatievloek? Nee, helemaal niet.
Nehemia spreekt deze woorden uit als leider en vertegenwoordiger van het volk Israël. Hij sluit zichzelf nadrukkelijk in (‘ook ik en mijn familie’).
Hij weet zich mede verantwoordelijk. Dat is een prachtig motief zoals we dat ook bij Jesaja aantreffen. Jesaja horen we in hoofdstuk 63, 17 zeggen:‘Waarom liet u ons afdwalen van uw wegen?’ Jesaja spreekt dus niet over ‘dat volk van u’ zoals Adam eens sprak over ‘die vrouw die u mij hebt gegeven’.
Kortom: het gaat om het nemen van verantwoordelijkheid. Nehemia en Jesaja beseffen dat zij die medeverantwoordelijkheid moeten dragen en zich niet mogen verschuilen achter het volk.
Kortom: dit heeft helemaal niets met een generatievloek te maken.
5. Een andere theologie
Els Nannen laat in haar boek heel duidelijk zien dat het bevrijdingspastoraat nauw verbonden is met de overtuiging dat christenen in deze tijd nieuwe openbaringen krijgen.
Deze openbaringen zijn nodig voor de ‘spiritual mapping’. Dat is de term die wordt gebruikt voor het in kaart brengen van territoriale demonen, demonen die een bepaald gebied bezet houden.
En op dit punt gaat het bevrijdingspastoraat hand in hand met de zogeheten rhèma-theologie. Wat houdt deze theologie in?
Rhèma betekent woord. Net zoals het Griekse logos.
De rhèma-theologie stelt dat het woord logos het in de bijbel vastgelegde Woord van God is. Daarnaast is er het doorgaande spreken van God. Voor dat Woord van God gebruiken zij het Griekse woord rhèma.
Ter verduidelijking wordt hiervoor verwezen naar het spreken van God tot Samuël. Op deze wijze spreekt God ook in deze tijd nog tot de gelovigen.
Nannen verwijst in dit verband naar de praktijk van het ‘luisterend bidden’ of ‘ministry gebed’ zoals dit door New Wine wordt gepromoot (117).
In de eerste plaats is het naar mijn overtuiging onhoudbaar om zo’n strikte onderscheid te maken tussen rhèma en logos. Deze beide woorden worden door elkaar heen gebruikt. En duidelijk voorbeeld is Matteüs 12, 36 en 37:
‘ Ik zeg u: van elk nutteloos woord (rhèma) dat mensen spreken, zullen ze op de dag van het oordeel rekenschap moeten afleggen. Want op grond van je woorden (logoi) zul je worden vrijgesproken..’
Maar dan nog blijft de vraag actueel of het mogelijk is dat God vandaag tot de gelovigen spreekt.
Het is zondermeer juist dat God onze gedachten leidt en wijsheid geeft om goede beslissingen te nemen.
En ik wil ook beslist niet ontkennen dat God concreet tot een mens kan spreken. Wie ben ik om Gods vrijmacht te beperken!
Dat geeft mij nog niet de vrijmoedigheid om van dat rechtstreekse spreken van God een tweede bron van kennis te maken. Een bron die moet gaan stromen door ons ‘luisterend bidden’. Nog kwalijker wordt het wanneer we door dit ‘luisterend bidden’ zoeken naar een boodschap voor de medemens.
Tenslotte stuit het mij tegen de borst wanneer deze rechtstreekse woorden met goddelijke autoriteit worden meegedeeld ‘de Heer heeft mij gezegd..’ en de spreker geen tegenspraak meer duldt.
Hoe ging de Heer Jezus om met de Emmaüsgangers? Het zou heel begrijpelijk zijn geweest wanneer de Heiland zich direct aan deze Joodse mannen had bekend gemaakt en hun had verteld van zijn opstanding. Wat doet Hij? ‘[hij] verklaarde[…] hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond , en hij begon bij Mozes en de Profeten.’ Geheel in de lijn van zijn Meester schrijft de apostel Paulus aan zijn jonge vriend en leerling Timoteüs (2 Timoteüs 3, 16): ‘ Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven, zodat een dienaar van God voor zijn taak berekend is en voor elk doel volledig is toegerust.’ |
Er zijn nog veel meer gedeelten uit de bijbel te noemen die ons oproepen de Schriften te lezen willen wij het spreken van God horen.
Juist in de confrontatie met het bevrijdingspastoraat is het mij weer gebleken hoe belangrijk het is de Schriften nauwkeurig te bestuderen. Dat alleen bewaart ons voor uitglijden.