Recensie (WegWijs september / oktober 2012, jaargang 66, nr. 5)
Ik moet bekennen dat ik deze klassieker nog nooit had gelezen. Heb ik daar veel aan gemist? Mijn eerste indruk was van wel. Het doet goed om naar een broeder in Christus uit de veertiende eeuw te luisteren. Thomas a Kempis is een wijze man. Hij geeft zinvolle adviezen: ‘Probeer geduldig andermans gebreken te verdragen; je bent zelf ook niet volmaakt, en anderen moeten met jouw tekortkomingen leven.’ En mooie opmerkingen: ‘Niets van wat God gemaakt heeft, is te klein of te onbelangrijk om zijn goedheid in te ontdekken.’ Ook rake doordenkertjes: ‘Je komt niet dichter bij God en wordt geen beter mens door alle complimentjes die je krijgt; je wordt geen slechter mens door alle kritiek die je over je heen krijgt.’
Toch bekroop me toen ik verder doorlas een benauwd gevoel. Dat werd niet veroorzaakt door het slotdeel over de maaltijd van de Heer. De roomse gedachten daarin kun je verwachten in een boek van voor de Hervorming. Ze zullen op gereformeerde lezers weinig indruk maken. Maar helaas hebben ook gereformeerde mensen de invloed ondergaan van allerlei verkeerde dilemma’s die het boek op haast elke bladzij kleuren: objectief – subjectief; innerlijk – uiterlijk; stoffelijk – geestelijk enzovoort. Het is een wezenlijk heidense manier van denken die in het christendom door de eeuwen heen buitengewoon veel schade heeft aangericht. Je vindt de invloed van deze onbijbelse gedachteconstructies nog steeds in de christelijke wereld, van rooms tot evangelisch en van vrijzinnig tot zwaar bevindelijk.
Thomas heeft de Bijbel gelezen en hij ontleent er veel aan. Maar hij las de Bijbel oppervlakkig, op de klank af. Dan wordt het lijden waartoe Christus ons oproept al gauw lijden in de zin van ‘elk huisje heeft zijn kruisje’: ‘Het leven in deze wereld is immers geen pretje; het leven bestaat uit pijn en verdriet, voor de een wat meer dan voor de ander. Overal kom je kruisen tegen (Job 14:1).’ Op zich zou deze manier van bijbellezen niet zo veel kwaad kunnen als onze oude broeder haar niet las door de beslagen bril van de heidense filosofie. Enkele voorbeelden: ‘Je moet je lichaam net zo lang pijn doen totdat je je lichaam onder controle hebt (1 Kor. 9:27).’ Of: ‘Want het beetje kracht – een stukje van onze goede natuur, zoals door God bedoeld – dat nog is overgebleven, zit verstopt als een klein vonkje in de as in de open haard. Dat kleine vonkje is ons verstand, dat nog onderscheid kan maken tussen goed en kwaad, al is het omgeven door een dikke duisternis.’
Jammer, dat dit boek na de Bijbel het meest gelezen boek in de christenheid is geworden! Wie Thomas toch wil lezen, moet met deze hertaling van Mink de Vries goed uit de voeten kunnen.
Martin van Veelen