Recensie (WegWijs november / december 2012, jaargang 66, nr. 6)
Dit boekje beschrijft de belangrijkste verhalen van Jezus uit het evangelie van Matteüs. Niet in gewoon Nederlands, maar in straattaal. Hierin zijn invloeden herkenbaar van andere talen, de popcultuur en de social media. Voor veel jongeren is dit hun spreektaal.
Een voorbeeld: ‘Een man die Johnnyboy heette, maakte noize in de woestijn van Judea. Zijn streetname was: ‘De Doper’. Niet omdat hij een hosselaar (handelaar, dealer) was, die dope verkocht. Ook niet omdat hijzelf zo dope was, ofsow. Maar hij doopte mensen met water. Hij doopte mensen in het water. Kopje onder. Daarmee lieten ze zien dat ze zich schoon wilden wassen van al hun fouten en een nieuw leven wilden beginnen.’
Het kan wat oneerbiedig overkomen, juist omdat in gewone taal gesproken wordt. Maar dat heeft meer met ons gevoel voor stijl te maken dan met eerbied.
De 37 hoofdstukjes beschrijven elk een tiental bijbelverzen met daarbij een korte toelichting of verduidelijking. Maar ook met vragen of een toespitsing op je eigen leven. Zoals deze: ‘De liefde van Jezus is gratis. Maar Hem volgen kan je heel veel kosten. Zijn revolutie begint op straat. Waar jij chillt. Zou jij het aandurven om Jezus te representen?’
Het is prachtig dat de blijde boodschap beschreven is voor jongeren die vaak leven aan de rand van de maatschappij. Misschien wel het uitschot van onze samenleving.
Wij kennen tegenwoordig veel kerkplantingsprojecten, werkers in achterstandswijken en missionaire gemeenten. Vertel je het grote nieuws aan jongeren die de Bijbel niet kennen, gebruik dan De torrie van Mattie.
Katrien Janssens-Salomons