
Gods eerste liefde
Recensie (WegWijs september/oktober 2016, jaargang 70, nr. 5)
Een boek over de stam Efraïm. Wat kun je daar mee? Meer dan je op het eerste gezicht misschien denkt. De schrijver, Nederlands Gereformeerd emerituspredikant, is er goed in om met verrassende inzichten te komen. Dat doet hij ook in dit boek. Waarom heeft hij het geschreven? Omdat een bijbelstudie over de stam Efraïm de moeite waard is, maar ook om zo een bijdrage te leveren aan de bezinning op de verhouding kerk - Israel; en dat op een verrassende manier.
Efraïm en Juda Efraïm had eeuwenlang een leidende rol onder de 12 stammen van Israël, het kreeg het eerstgeboorterecht in plaats van Ruben. Opvallend, omdat Efraïm niet eens een van de zonen van Jakob was, maar de zoon van Jozef, en nog wel de tweede zoon (Manasse was zijn oudere broer). Een patroon dat je vaak in de bijbel ziet: God 'passeert' de oudere broer ten gunste van een jongere, denk aan Kaïn en Abel en Esau en Jakob. In de tijd van David moest Efraïm zijn leidende rol afstaan aan de stam Juda. Psalm 78 gaat erover. Dat blijkt niet van harte te gaan, en het verzet tegen Rehabeam, de zoon van Salomo, wordt aangevoerd door Jerobeam uit Efraïm, die ook koning wordt. Efraïm is weer aan de macht, maar dan wel ongehoorzaam aan de Heer (de dienst van de gouden kalveren).
Israel en de volken De Jong trekt de lijn door van de oudere broer die een stap terug moet doen ten gunste van de jongere: dat geldt ook voor Israël en de kerk. Niet dat Israël vervangen wordt door de kerk: de kerk is immers uit Joden en heidenen! (Hoewel je ook wel van vervanging kunt spreken, zie Mat.21:43). Zoals onder de Joden in de tijd van Jezus ook een 'rest' van Efraïm was. "Israël is gesnoeid en in zijn 'rest' uitgegroeid tot kerk van Joden en niet-Joden" (pag. 132). De Jong ziet dat patroon ook verder in de geschiedenis: de Rooms-Katholieke Kerk en de protestantse kerken, maar ook de verschuiving van het zwaartepunt van de kerk van het westen naar de derde wereld. Een boeiend gezichtspunt, waarin je inderdaad allerlei parallellen kunt zien. Bijvoorbeeld Efraïm dat Juda benijdde, Juda dat Efraïm benauwde. Trek dat door naar christenen die zich vaak aan antisemitisme schuldig hebben gemaakt. In Jesaja 11 lezen we een profetie over vrede en recht die Jezus zal brengen. En dan gaat het ook over verzoening van Efraïm en Juda, vers 13: "Efraïm is niet meer afgunstig op Juda, Juda is Efraïm niet meer vijandig."
De Jong wijst alle antisemitisme radicaal af, maar verzet zich ook tegen 'verwolliging' die verschillen tussen Joden en christenen uitwist (pag. 109). De waardering en kritiek die er in de bijbel is op Efraïm kan ons helpen in het gesprek met Israel, met waardering en kritiek. De slotconclusie van het boek is: "Voor wie Jezus Christus werkelijk als Gods Zoon belijdt, vallen alle stukjes van de puzzel Israel op hun plaats."
Tonnis Groenveld