Bespreking (WegWijs maart/april 2011, jaargang 65, nr. 2)
‘Gefeliciteerd met jullie keuze om je in Hebreeën te gaan verdiepen.’ Dat waren de woorden van dr. Van de Kamp in een lezing, ongeveer drie jaar geleden. Hij had het over dat moeilijke bijbelboek Hebreeën. Niet gek dat zijn gehoor er dus van overtuigd moest worden dat het te feliciteren was.
Net als op die avond weet Van de Kamp in zijn commentaar zijn publiek te overtuigen. Te overtuigen hoe mooi Hebreeën is. Niet alleen qua inhoud, maar ook nog eens qua vorm. Als bemoedigende preek, maar ook als scherpzinnig betoog en retorisch hoogstandje. Dat hem dat lukt is dé kwaliteit van dit een-na-laatste deel uit de serie Commentaar op het Nieuwe Testament.
De kwaliteit van het commentaar staat dus voorop. Het maakt dat je onder de indruk komt van het boek Hebreeën. De kritiek die mogelijk is, spitst zich toe op details, vooral op het gebied van opmaak. Niet overal is die even consistent. Dat is storend en slordig, maar de kwaliteit van het commentaar beïnvloedt dit nauwelijks.
Zoals in de inleiding gezegd is, gaan vorm en inhoud in Hebreeën hand in hand. Van de Kamp weet dit over te brengen. Dat begint al bij de openingszin van het bijbelboek. Die zin beslaat maar liefst vier verzen en is als het ware ‘gecomponeerd’, zo doordacht is de opbouw. De zin bevat onder andere beginrijm (vijf woorden die in het Grieks beginnen met een p-), eindrijm (twee woorden eindigen in het Grieks op -oos) en zeven uitspraken over de Zoon, die gevolgd worden door zeven citaten die Hem verder beschrijven (1:5-14). Van die prachtige vorm weet Van de Kamp de vertaalslag te maken naar de inhoud. Over de openingszin van de brief zegt hij namelijk: ‘Deze in prachtig Grieks gestelde proloog is (een van) de mooiste volzin(nen) in het Nieuwe Testament. De literaire vorm onderstreept de inhoud: de Zoon is het toppunt van Gods openbaring (…) Zo’n welluidend bewijs van welsprekendheid verdient een opmerkzaam oor en een ontvankelijk hart’ (p. 54).
Van de Kamp laat dus zien dat de vorm in Hebreeën de inhoud dient, want een mooi verwoorde boodschap komt eerder aan dan een warrig betoog. Maar wat is nu die inhoud, wat is die ‘unieke pastorale agenda’ (p. 120) van Hebreeën? Van de Kamps visie is grofweg als volgt: het betoog is geschreven aan christenen uit de joden. Zij voelen de druk van hun vroegere geloofsgenoten toenemen om terug te keren naar het joodse geloof. De auteur maant hen juist vol te houden in het volgen van Christus. Daarom wijst hij er voortdurend op hoever het nieuwe verbond het oude overstijgt, juist door wat Christus gedaan heeft (zie o.a. Heb. 4:14-16; 7:1-28).
Dat is ook het mooie van die pastorale agenda: de auteur laat de rijkdom zien die je hebt als je christen bent. En zo’n boodschap is natuurlijk tijdloos. Want ook voor ons is geloven volhouden!
Michiel Louter