Omschrijving
Pleidooi voor de plaats van het christendom in een agnostische tijd, waarbij op de kritiek op het christelijk geloof wordt ingegaan en de inhoud ervan geloofwaardig wordt gemaakt.
Recensie (WegWijs mei/juni 2009, jaargang 63, nr. 3)
Tim Keller is een begenadigd mens. Dit zeg ik na het lezen van zijn boek In alle redelijkheid. Toen iemand de titel van het boek las, vond hij de ondertitel grappig. Sceptici zijn meestal niet zo welwillend. Maar de geargumenteerde antwoorden van Keller op sceptische vragen maken dat een luisteraar, lezer in dit geval, welwillend wordt. En vooral om de manier waarop hij dingen duidelijk maakt en mensen brengt tot inzichten die van levensbelang zijn.
Een journalist schreef na de tsunami in 2004: ‘Als God God is, is hij niet goed. Als God goed is, is hij geen God. Het is het één of het ander, zeker na deze ramp…’ Het antwoord van Keller is: ‘Hoewel niemand blij is met tragische gebeurtenissen op zich, zouden ze het inzicht, het karakter en de kracht die ze erdoor verworven hebben, voor niets ter wereld willen ruilen. (…) Als je een God hebt die groot en transcendent genoeg is om boos op te zijn omdat hij geen halt toeroept aan het kwaad en lijden in de wereld, dan heb je (tegelijk) een God die groot en transcendent genoeg is om goede redenen te hebben kwaad en lijden te laten voortbestaan zonder dat je weet waarom. Ja, je kunt het dus wel allebei tegelijk hebben.’
Dit voorbeeld is tekenend voor de vragen die gesteld worden en voor de manier van antwoorden door de schrijver. Het boek is verdeeld in twee delen en daartussen een onderbreking.
Het eerste deel noemt de schrijver ‘De sprong van de twijfel’. Hierin beantwoordt hij in zeven hoofdstukken veel vragen van studenten en wetenschappers. De argumentatie is helder, maar tegelijkertijd niet voor iedereen gemakkelijk toegankelijk. Hij maakt veelvuldig gebruik van uitspraken van Jezus en ook van C.S. Lewis, N.T. Wright en anderen. Ook zijn eigen uitspraken zijn vaak treffend. Over vrijheid zegt hij: ‘Als we een vis op het gras leggen, wordt zijn bewegings- en levensvrijheid niet vergroot, maar vernietigd. De vis gaat dood als we de werkelijkheid van zijn aard niet eerbiedigen.’ En naar aanleiding van Johannes 17: 22: ‘Hij begon met ons te doen, wat hij van eeuwigheid af had gedaan met de Vader en de Geest. Hij zet ons in het middelpunt en houdt van ons zonder daar zelf van te profiteren.’
Na het eerste deel komt er een onderbreking waarin de schrijver duidelijk maakt dat er niet genoeg redenen zijn om niet in het christendom te geloven, maar voldoende redenen om dit wel te doen. Dit wordt verder uitgewerkt in deel twee, ‘Redenen voor het geloof’, met ook weer zeven hoofdstukken. Wie de moeite wil nemen om sommige dingen twee of drie keer te lezen, wordt deelgenoot gemaakt van veel boeiende en leerzame gesprekken tussen een pastor en zijn kerkgangers. En van een prachtig getuigenis van het christelijk geloof door een gelovige.
Riek Beute-Mostert