Recensie (WegWijs juli/augustus 2011, jaargang 65, nr. 4)
De wet niet voorbij
De verzoening door de dood van Gods Zoon is een mysterie dat ons verstand te boven gaat. De Ruiter voert een tiental gezaghebbende theologen aan die dit getuigen. Van Anselmus (rond 1100) tot Tim Keller. Hij vindt die onbegrijpelijkheid van de leer van de verzoening haar grote zwakte. Daarom komt hij zelf met een uiteenzetting over Gods vergeving waarvoor geen verzoening door het offer van Christus nodig is.
Ik zet mijn kritiek graag in op hetzelfde punt als De Ruiter. Want als zijn grote bezwaar tegen de verzoeningsleer is dat ze ten diepste onbegrijpelijk is, hebben we nog heel wat boeken van hem te verwachten. Over God, de Drie-eenheid, over de menswording en de twee naturen van Christus, over de schepping en de zonde… Ja, over welk christelijk leerstuk eigenlijk niet? Ik ken er niet een dat ons verstand niet te boven gaat.
Ton de Ruiter is de Bijbel ‘gewoon’ gaan lezen en heeft gevonden dat verzoening niets anders is dan dat een mens zich bekeert en in toewijding aan God gaat leven. Als ik zoiets lees gaat er bij mij altijd een rood lampje branden. Want ‘gewoon’ lezen blijkt telkens weer lezen met een bepaalde bril. Een voorbeeld: bij het offeren in de tempel moet de offeraar zijn hand op de kop van het offerdier leggen (Lev. 1:4). Wat betekent dit gebaar? Draagt hij zo zijn schuld over op het dier? Dat is de traditionele uitleg. De auteur wijst erop dat het brandoffer de toewijding aan de HEER afbeeldt. Dat klopt. Is de handoplegging dus een gebaar van toewijding? Of is ook onze toewijding God alleen aangenaam op basis van de verzoening door bloed? Wat het gebaar betekent staat er niet bij. Wat doe je in zo’n geval als bijbellezer? Je zoekt de verklaring in een tekst waar het er wel bij staat. Zo’n plaats is er: in de wet op de Grote Verzoendag. ‘Zo legt hij alle zonden op de kop van de bok’ (Lev. 16:21). Weten we nu wat de handoplegging betekent? Volgens mij wel. Maar De Ruiter beweert rustig over Leviticus 16:21: ‘Het gaat hier om een speciale ceremonie, waarbij de handoplegging een speciale betekenis heeft.’ Maar dat staat nergens. Dat is dus ‘gewoon’ bijbellezen. Dan blijf ik toch liever meelezen met de kerk van alle eeuwen.
Door zo ‘gewoon’ te lezen vindt de auteur nergens in het Oude Testament iets dat wijst op verzoening door bloedstorting. Vervolgens leest hij vanuit dit zo opgevatte Oude Testament het Nieuwe Testament. Hij is als de man die een bloem beschrijft vanuit de knop. Kijk maar: aan die knop zitten geen meeldraden en geen stamper. Dus zullen die er aan de bloem ook niet zijn. Je kunt natuurlijk ook andersom werken en vanuit je kennis van de bloem de knop ontleden. Het is zeker dat je dan stamper en meeldraden vindt. Zo heeft de kerk altijd het Oude Testament gelezen vanuit het Nieuwe Testament. Daar is ze christelijke kerk voor. Je kunt het Oude Testament anders lezen. Zoals de Joden met een sluier over je hart (2 Kor. 3:15). Of met de nieuwe sluier van het ‘gewone’ bijbellezen van Ton de Ruiter. Alleen verwijt dan de kerk niet dat die de Bijbel achterstevoren leest, door vanuit Christus en zijn evangelie te lezen. Daar is ze nu christelijke kerk voor.
De Ruiter ergert zich aan de uitspraak van Anselmus dat wie de verzoening door voldoening afwijst onvoldoende oog heeft voor de ernst van de zonde. Intussen bewijst hij haast op elke bladzijde Anselmus’ gelijk. Bekering en toewijding tot God zouden de verzoening zijn. En als gelovige kun je dat. Door Jezus in je. Alleen, hoe diep moet je bekering dan gaan als dat ene minachtende woord je al tot de hel veroordeelt (Mat. 5:22)? Hoe ver moet die toewijding gaan als zelfs Jezus’ leerlingen toen ze daar iets van beseften ontzet vroegen: ‘Maar wie kan dan gered worden?’
Op pagina 20 vertelt De Ruiter over een moslim die aan christenen vroeg: ‘Waarom moet jullie God zo moeilijk doen – zijn Zoon laten sterven – om jullie zonden te vergeven?’ Kreeg de moslim werkelijk geen antwoord? Ik kan me dat nauwelijks voorstellen. Want het is zo simpel: anders moeten we alles zelf doen. Alles zelf doen, daar komt het tenslotte op neer bij de auteur. Zeker door wat Jezus in hem doet. Maar Jezus deed niets voor hem. Arme man.
Martin van Veelen