Recensie (WegWijs november / december 2012, jaargang 66, nr. 6)
Met Kerk voor een nieuwe generatie heb je een overzichtelijk boek in handen, met een duidelijke opbouw. De centrale vraag die Van der Heijden wil stellen is ‘… wat de nieuwe generatie (…) nodig heeft om te leren geloven in de God van de Bijbel en wat dat betekent voor de kerk nu en in de toekomst.’ Hierna geeft de auteur kort de visie weer die zij in het boek zal presenteren, terwijl die in het vervolg nogal eens ondersneeuwt tussen de uitgebreide beschrijvende gedeelten.
Veel beschrijving dus. Hoe werkt de geloofsontwikkeling bij een mens in de verschillende levensfasen? Hoe is de huidige tijd en de huidige generatie jongeren te typeren? (Hoofdstuk 1) Hier wordt al wel een lastig punt van deze problematiek duidelijk: als je een tijd, cultuur of generatie wilt typeren, verval je al snel in vergaand generaliserende uitspraken. Dit is ook wat de commentaren in de kantlijn van het boek blootleggen (gegeven door deskundige meelezers als Willem Smouter, Henrike de Gier, Pieter Both).
In hoofdstuk 2 laat de auteur haar licht schijnen op theologie: welke accenten moeten gelegd worden om jongeren in deze tijd te bereiken? Daarbij staat ze bijvoorbeeld stil bij de zogenaamde ‘koninkrijkstheologie’, die nadruk legt op Gods koninkrijk dat komt, meer dan op individuele ellende, verlossing en dankbaarheid.
De hoofdstukken 3-5 gaan vervolgens over de vraag hoe respectievelijk gezin, kerk en jeugdwerk eraan ‘kunnen bijdragen dat jongeren God leren kennen, liefhebben en met Hem gaan leven’. Er komen een heleboel interessante en ook prikkelende ideeën voorbij. Tegelijk bespeur ik ook hier gebrek aan duidelijkheid over de richting en visie van de auteur zelf. Dit komt wellicht vooral door het model dat ze gebruikt en dat onderscheid maakt tussen 1.0, 2.0 en 3.0, dat grofweg te vertalen valt als cultuurpessimistisch en traditioneel, middenweg en cultuuroptimistisch en (post)modern. Zo is er kerk 1.0, 2.0 en 3.0, kerkdienst 1.0, 2.0 en 3.0, jeugdwerk 1.0, 2.0 en 3.0 enzovoort. Het model maakt veel duidelijk, maar is in de hoofdstukken 3-5 te overheersend. Het simplificeert de werkelijkheid te veel en maakt dat de visie van de auteur zelf onduidelijk blijft.
Tot nu toe klink ik kritisch, toch wil ik nog enkele positieve punten benadrukken. Zo zijn er de al genoemde commentaren in de kantlijn. Een verlevendiging van en goede aanvulling op de tekst. Verder helpt dit boek om heel concreet na te denken over jeugd en kinderen in de kerk. De auteur gaat op heel praktische zaken in (bijvoorbeeld: wat doe je als je kind weigert mee te gaan naar de kerk?) en toont daarin veel ervaring, kennis en tact. Soms doet ze mijns inziens te veel concessies aan de cultuur en de tijd. Toch zie je in dit alles dat ze gedreven wordt door een oprechte wil om kinderen volwaardig bij de gemeente en het geloof te betrekken en geloof en kerk dicht bij de kinderen te brengen.
Michiel Louter