Een motiverend handboek voor leiders en kinderwerkers in de kerk van Christus
Recensie (WegWijs januari/februari 2009, jaargang 63, nr. 1)
Veel kerkelijke gemeentes zijn in gesprek over de plaats van het kind in de kerk. Voor- en tegenstanders van bijbelklassen en kindmomenten doen van zich spreken. Om in te zien dat de wens om kinderen een eigen plaats te geven binnen bestaande kaders geen moderne hype is, maar een oprechte wens om kinderen te helpen groeien in het geloof, zou het goed zijn als dit boek breed gelezen wordt. Door kinderwerkers, maar ook door kerkenraadsleden, predikanten, ouders en ouderen.
Het doel van dit boek is kort samen te vatten: leren visie te ontwikkelen op het kinderwerk binnen de kerk. Niet ‘kinderen bezighouden met het Woord van God op een leuke en aantrekkelijke manier’, maar ‘kinderen tot geloof in de levende Heiland brengen’. Hierbij staat niet de vervulling van de behoeften van de mensen voorop, maar de verkondiging van het Woord van God.
Het boek bestaat uit vier gedeeltes. Aan de orde komen:
De schrijvers laten zien dat er in het Oude Testament planmatig en bewust aan geloofsopvoeding werd gedaan. Ook komt de ontwikkeling van kinderen en jongeren aan de orde. De taak van de plaatselijke gemeente komt nadrukkelijk in beeld. Kinderen moeten betrokken worden bij de gemeente en de gemeenteleden moeten zich afvragen hoe ze gezinnen kunnen ondersteunen. Weinig gemeentes hebben beleid op papier voor het kinderwerk. Schrijvers geven aan hoe die visie ontwikkeld kan worden.
Het tweede deel van het boek gaat in op enkele pijlers van het kinderwerk: liefde, dienen, bidden, het werk van de heilige Geest. Liefde voor kinderen moet blijken uit het feit dat ze gekend worden. Een ander onderwerp is: omgaan met normen en waarden (ook hierbij komen weer de verschillende ontwikkelingsfases aan de orde).
Deel drie gaat in op de praktijk. Hoe worden kinderen in de diverse leeftijdsfases het meest beïnvloed? Aan de orde komen: sfeer, pedagogisch en organisatorisch klimaat, opbouw van de les (doelen stellen!), het kiezen van methodes, wat doe je met ordeverstoorders, welke kinderbijbel gebruik je, enzovoort.
Het laatste deel geeft de geschiedenis van de plaats van het kind in de kerk weer. Een verschil met vroeger is dat geloofsopvoeding niet meer vanzelf spreekt. Ook de geschiedenis van het zondagsschoolwerk komt aan de orde. Interessant is dat al in 1959 in de Gereformeerde Kerken de eerste kindernevendienst wordt gehouden, met als uitgangspunt: ‘de dienst moet direct verband houden met de kerkdienst. Het onderwerp van de preek moet een vertaalslag naar de kinderdienst hebben.’
In dit gedeelte worden ook verschillende vormen van kinderevangelisatie besproken.
In de bijlage zijn diverse visiepapieren afgedrukt, o.a. van de Chr. Geref. Kerk en Geref. Kerk (vrijg.) te Enkhuizen. Bij dit laatste document miste ik dat wij kinderen van de kerk mogen zien als gedoopte kinderen van God, als verbondskinderen. De relatie met God staat centraal, maar laten we niet vergeten dat het God is die daarmee begint!
Een literatuuropgave maakt het boek compleet.
* De ingesprongen teksten zijn citaten uit Kinderwerk Meesterwerk.
Martine Kwey-Haasdijk