Gelovig omgaan met de Bijbel
Recensie (WegWijs juli / augustus 2020, jaargang 74, nr. 4)
Lezen en laten lezen
Als hoogleraar aan de Theologische Universiteit Apeldoorn heeft Arnold Huijgen veel gepubliceerd over het kennen van God en het lezen en verstaan van de bijbel. Maar dit gebeurde vooral in academisch Engels. In het boek Lezen en laten lezen, zet Huijgen zijn inzichten uiteen voor een breder kerkelijk publiek.
Enerzijds wordt de bijbel steeds meer gezien als een ingewikkeld boek dat moeilijk toepasbaar is in onze huidige werkelijkheid. Anderzijds heeft het rationalisme veel invloed op de manier waarop we de bijbel lezen. Met het verstand worden methodes (niet alleen historisch-kritische) gebruikt om de Bijbel te exegetiseren, worden oplossingen gezocht voor problemen waar de bijbelschrijvers geen idee van hadden (mogen vrouwelijke ambtsdragers en homosexuele relaties en hoe zit het met schepping en evolutie?) en wordt de onfeilbaarheid van de bijbel verdedigd.
Maar om de bijbel tot ons heil te lezen hebben we niet in de eerste plaats verstand maar geloof nodig. En geloven doen we met ons hart, onze ziel. Zolang ons hart niet afgestemd is op de Schrift is de kans groot dat ons ontgaat dat God ons wil aanspreken in zijn Woord en dat Hij ons antwoord vraagt. Dan missen we datgene wat Huijgen graag “Gods verborgen omgang” noemt en dan missen we Jezus Christus zelf als waarheid en midden van de Schrift.
Maar hoe raakt ons hart afgestemd op Gods spreken in de Bijbel? Daarvoor grijpt Huijgen terug op drie leesregels van Luther. Dit zijn niet zozeer regels waarmee je de bijbel leest en exegetiseert. Deze regels helpen je om te luisteren en je te laten lezen door Gods woord. Het gaat om 1) gebed om de verlichting met de heilige Geest, 2) meditatie, dat wil zeggen: Gods woord overdenken en laten inwerken op je leven en 3) aanvechting: ondanks alles wat je in de wereld ziet, op God blijven vertrouwen.
In een wat meer specialistisch hoofdstuk over de theologische en filosofische achtergronden gaat Huijgen nader in op de invloed van het huidige rationalistische denken; hij breekt een lans voor de ziel als de plaats waar we ontvankelijk kunnen zijn voor God omdat God met ons bewogen is. De traditioneel theologische thema’s inspiratie, schriftgezag en historiciteit komen vervolgens aan de orde. En ook de culturele afstand tussen ons en de bijbeltekst, een afstand die veel groter maar ook veel kleiner is dan wij denken.
Het laatste hoofdstuk bevat drie praktijkvoorbeelden van gelovig bijbellezen, van Bonhoeffer, Noordmans en van Huijgen zelf. Hoe noodzakelijk ook, in zekere zin is dit het minst overtuigende hoofdstuk. Het verstaan van Gods woord gebeurt volgens Huijgen in de ziel, in de gemeente, in het concrete leven. Dat verklaart waarom een exegese of meditatie niet altijd makkelijk in een andere tijd en situatie landt. Mooi is wel hoe Christus in deze schriftoverdenkingen nooit ver weg is.
Ria Kuijper