Lezen: Genesis12:1-9
Ga naar het land dat ik je zal wijzen.
Genesis 12:1b
Op de bonnefooi
Er zijn mensen die hun vakantie tot in de puntjes voorbereiden. Ze weten al wat ze over veertien dagen, in een vreemd land, zullen eten. Anderen gooien wat kleren in de koffer en vertrekken. Op de bonnefooi, noemen we dat. Ze zien wel waar ze terechtkomen. Ze zoeken het avontuur.
Voor een vakantie kan dat goed uitpakken. Maar geldt dat ook als je gaat emigreren? Dat vraagt nogal wat voorbereiding. Tenzij je hals over kop je heil ergens anders moet zoeken als vluchteling.
Bij Abram lag het allemaal nog anders. Hij was in zijn leven al een keer geëmigreerd. Uit de stad Ur naar het platteland van Charan. Het wonen in een huis had hij ingewisseld voor een bestaan in een tent. Dan moet hij van God nog een keer vertrekken. En God noemt er geen bestemming bij: Ik zal je het land wijzen. Abram gaat. Hij pakt zijn spullen in en vertrekt.
Toch was hij geen avonturier. Hij gaat letterlijk op de bonnefooi. Dat wil immers zeggen: in goed vertrouwen. Hij weet niet waar de reis naartoe gaat. Hij weet wel dat God met hem meegaat. Daarom durft hij op zijn gevorderde leeftijd de reis aan.
Wij hebben een heel ander leven. Maar in de kern gaat het om hetzelfde: op reis gaan in goed vertrouwen op de HEER. God heeft het reisdoel inmiddels aangewezen: zijn vernieuwde aarde.