Recensie (WegWijs november/december 2007, jaargang 61, nr. 6)
‘Wie evangelisch wil zijn, doet er goed aan gereformeerd te wezen. Het lijkt wat kort door de bocht. Maar,’ zo vervolgt prof. Selderhuis in het woord vooraf in Tijd voor genade, ‘denk niet dat Terry Johnson iemand is die dit zo plompverloren, kort door de bocht en ongenuanceerd, even neerzet. Dan was zijn boek heel wat dunner geweest. Nee, hij laat de Bijbel ruim aan het woord en gaat moeilijke vragen niet uit de weg.’
Ferme uitspraken gaat de schrijver van het boek evenmin uit de weg. Lees maar eens mee: ‘evangelische christenen zijn niet gewend theologisch te denken’; ‘we moeten ophouden met er onze ideeën op na te houden over hoe God werkt’ (p. 16) en ‘christenen die trots zijn, zijn geen echte christenen’ (p. 1). Eigenlijk is het geen wonder dat Terry Johnson zo schrijft. Hij maakt zich zorgen over de verwarring van onze tijd. ‘Verwarring op het theologische vlak, in ons dagelijks leven en in onze ervaringswereld’ (p. 97). Verwarring die gezaaid wordt door ‘sommige vormen van christendom die niet zo zwaar tillen aan de zonde’ (p. 89). Het is daarom zo jammer ‘dat tegenwoordig bijna niemand meer weet wat er nou zo wezenlijk is aan het calvinisme en hoe praktisch het eigenlijk is’ (p. 11).
Zoeken en ontdekken bij een open Bijbel
Daarom gaat hij in zijn boek op zoek naar de praktische implicaties van de gereformeerde leer. Hij laat zien dat calvinisme niet een set dorre en stoffige doctrines is, maar – om met Spurgeon te spreken – voluit evangelie en niets anders. De auteur beperkt zich in zijn zoektocht bij de drie grondbeginselen van het calvinisme: de soevereiniteit van God, de verdorvenheid van de mens en de soevereine genade. Deze grondbeginselen zijn namelijk van levensbelang. Zij ‘zijn het middelpunt, het hart, de kern van ons geloof’ (p. 17).
In zijn inleiding op het boek noemt de schrijver zijn boek een zoektocht en is hij van plan je hersens te laten kraken. Maar zijn boek is eerder een ontdekkingstocht die je de ogen opent. Dat laat zien dat het in de praktijk van alledag werkelijk uitmaakt of je de calvinistische grondbeginselen gelooft en toepast, en leeft vanuit genade. Dat het calvinisme wezenlijk bepaalt hoe je aankijkt tegen aanbidding, nederigheid, tegenspoed, perspectief, evangelisatie, heiliging, zekerheid, wet en vrijheid, gebed, leiding en levend geloof.
In de elf hoofdstukken van het boek wordt dat verder uitgewerkt. Daarbij komt de Bijbel vaak en veel aan het woord. Voorafgaand aan een hoofdstuk wordt de lezer gevraagd eerst een bepaald gedeelte uit de Bijbel te lezen. En in de voluit gereformeerde tekst(1) van het boek wemelt het (bij wijze van spreken) van de bijbelteksten. Het boek is daarmee mijns inziens een zeer bruikbare en nuttige schets voor een gereformeerde bijbelstudievereniging. Maar evengoed voor thuisgebruik. Om antwoord te vinden op je eigen vragen of die van je kinderen of kleinkinderen. Voor deze recensie beperk ik me tot enkele aspecten (citaten) uit slechts twee hoofdstukken.
Aanbidding
‘De calvinistische grondbeginselen van de genade laten je erachter komen dat de God van je leven niet aan jouw verlangens ondergeschikt is.’ ‘God wordt door ons wel eens voorgesteld als de beste hulp die je je maar kunt voorstellen als je worstelt met je zelfbeeld, boosheid, angsten, relaties, of andere moeiten in je leven. God is echter allereerst je Redder!’ ‘Hij is er niet voor mij, ik ben er voor Hem!’
Het calvinisme is geen set dorre en stoffige doctrines, maar voluit evangelie en niets anders
Toen tot de schrijver doordrong wat de totale verdorvenheid en Gods soevereiniteit en almacht betekenen, veranderde hem dat ‘van een passief in de kerk zittende ik-gerichte toeschouwer in een aanbidder van God’. En bracht het leerstuk van genade hem op de knieën tot oprechte aanbidding. ‘Dan voel je je – dankzij Gods werk in jou – ook steeds minder op je plaats bij opwekkingsbijeenkomsten waar God niet echt centraal staat. Je krijgt een afkeer van bijeenkomsten die bedoeld zijn om de aanwezigen een kick te geven en waarin lofprijzing tot doel heeft mensen te dienen in plaats van God.’(2)
Tegenspoed en perspectief
‘Volgens Gods rechtvaardige oordeel horen wij allemaal thuis in de hel; elk oordeel dat milder uitvalt – ziekte, handicap, honger en verdriet – is genade’ (p. 43). De manier waarop de schrijver dit formuleert, maakte dat het een van de zinnen was waarmee ik toch wel wat worstelde. Ik weet dat ‘geen molecuul zich onttrekt aan Gods macht’ en ‘als er iets gebeurt wat niet naar zijn wil is, dan is Hij God niet’. Ik belijd dat alles, ook ziekte, handicap en verdriet, ons uit Gods Vaderhand ten deel vallen (HC zondag 10).
Je krijgt een afkeer van bijeenkomsten die bedoeld zijn om de aanwezigen een kick te geven en waarin lofprijzing ten doel heeft mensen te dienen in plaats van God
Maar zijn ziekte, honger en armoede genade? Ja inderdaad, want ‘lijden moet je niet zien in het licht van menselijke onschuld, maar in het licht van schuld’. ‘Lijden moeten we – zoals Paulus dat doet (Rom. 8:17) – verbinden met glorie.’ God laat immers alle dingen meewerken ten goede voor hen die God liefhebben, voor hen die hij besloten heeft te roepen (Rom. 8:28). Bijzondere nadruk legt de auteur op de laatste woorden van deze tekst. Want ‘niet onze liefde en ons geloof is de enige grond van onze troost, niet iets uit onszelf, maar het eeuwige en onbegrijpelijke raadsbesluit van God’.
Gods soevereiniteit. Alleen zo kun je verder in het leven. ‘In vertrouwen dat God koning is en onze omstandigheden door hem zo bedoeld zijn.’ Als je je onderwerpt aan Gods wil, komt de vrede in je hart. Echte vrede en uit genade. Gods vrede en genade horen immers bij elkaar. Iedere zondag mogen we dat weer horen en ervaren aan het begin van de kerkdienst: Genade zij u en vrede, van God de Vader en van de Heer Jezus Christus.
(1) Soms krijg je als lezer van het boek de indruk dat de schrijver een predikant is van een van de Gereformeerde Kerken in Nederland in plaats van Senior Minister van de Independent Presbyterian Church in Savannah (in de staat Georgia van de VS). Het kan ook zijn dat de vertaalster, Heleen Sytsma-van Loo, het boek weliswaar brontaalgetrouw, maar toch ook behoorlijk doelgroepgericht heeft vertaald. De verwijzing naar boeken als Meer dan genoeg en Geestrijk leven van H. ten Brinke, J.W. Maris e.a. lijkt dat alleen maar te bevestigen. Hoe dan ook, Terry Johnson mailde me dat hij vertrouwen heeft in de vertaling!
(2) De dag nadat ik dit in het eerste hoofdstuk van het boek las, las ik in het ND (van 23 juli 2007) : ‘Terwijl in de aanbiddingsliederen van de jaren tachtig de komst van het Koninkrijk centraal stond, gaan die de laatste jaren steeds vaker over individuele verlangens. De lofzang wordt steeds minder op God en steeds meer op het individu gericht, op zijn menselijke verlangens en verwachtingen.’
Henk Bouwmeester