De dagen worden korter, de avonden vallen in. Het zijn de spreekwoordelijke donkere dagen voor Kerst. Toen de eerste missionarissen naar de Lage Landen trokken, troffen ze een volk aan dat onder meer de zonnewende vierde. Rond de kortste dag van het jaar, met de langste nacht tot gevolg, stond dit volk stil bij de midwinter, de periode dat de zon terugkeerde van haar tocht naar de Steenbokskeerkring.
Omdat de decemberwende in zekere zin vergelijkbaar is met de komst van Het Licht, grepen de eerste zendelingen dit feest aan om het te combineren met de geboorte van Jezus Christus. Zo is het gekomen dat we het Kerstfeest in december vieren, terwijl de Zoon van Maria veel eerder in de zomer is geboren en niet midden in de winter.
Het huidige Kerstfeest gaat met net zoveel folklore gepaard als het midwinterfeest indertijd. Veel lichtjes in de stad, Kerstmuziek met belletjes, oliebollen en appelflappen, warme chocolademelk, dikke winterjassen en sneeuw uit een sneeuwmachine. Tegenwoordig wordt her en der ook beschuit met muisjes uitgedeeld. Blauwe muisjes, uiteraard, want er is een jongetje geboren.
Altijd schattig, een pasgeboren baby. En ook bij onze Redder hebben we lieve gedachten. Zo’n kwetsbaar kindje, dat doet het altijd goed voor de ontroering. Maar hoe mooi de plaatjes van een baby’tje ook zijn, volgens mij is de geboorte van dit Kind er een van doffe ellende en misère.
Bij de geboorte van Jezus kwam nauwelijks kraamvisite – terwijl stiefvader Jozef wel degelijk blauw bloed in zijn aderen had lopen. Geen kanten bedje, maar doeken en een voederbak voor Jezus. Geen familie over de vloer, maar ruwe schaapherders en wijzen uit het oosten. Geen ‘babyshower’ voor dit jongetje, maar een moordpartij door de lokale koning die bang was zijn macht te verliezen.
Geen rustige buitenschoolse opvang voor de peuter en zijn ouders, maar halsoverkop op de vlucht naar Egypte. Geen opbeurende woorden over de eerstgeboren zoon of flauwe grappen over de gebroken nachten, maar wel profetische woorden aan de moeder over het worden doorstoken door een zwaard.
Die eerste Kerstdag was geen geboortefeestje met de spreekwoordelijke roze wolk, maar een gebeurtenis dat plaats vond in een ellendige situatie. Politiek en maatschappelijk. Dat wij een commercieel feest hebben gemaakt van Kerst, zegt vooral iets over onszelf.
Over dat wij liever de lichtjes aan doen. Het donker buiten houden. Dat we even geen ellende willen zien. Dat we als Ebenezer Scrooge uit Dickens’ A Christmas Carol niet willen erkennen. Of ben ik dan te somber? Ben ik een zwartkijker, zonder oog voor de mooie dingen die óók gebeuren in de wereld?
Nee, volgens mij niet. Het is juist in deze gebroken wereld, dat kraakt en zucht en steunt, dat God op de putbodem van ons bestaan ons opzoekt. En dat Hij weet waar wij mee te maken hebben – omdat Hij kraamvisite kreeg van het uitschot van de samenleving. Omdat Zijn ‘babyshower’ bestond uit een slachtpartij. Omdat Zijn wieg een vluchtelingenreis was.
Donkerder kon het niet zijn, dat ondermaanse bestaan.
Het ware licht, dat ieder mens verlicht en naar de wereld is gekomen.
Mooi om dat te vieren op het moment dat de zon het verst van ons vandaan staat.
Frits Tromp