
aan zijn Moeder
Geschreven op 19 Mei 1567, dus 12 dagen vóór zijn dood.
(WegWijs september / oktober 2014, jaargang 68, nr 5)
Mijn lieve moeder, ik bid u, wees goedsmoeds te midden uwer droefheid, en draag deze beproeving, u van God toegezonden, met geduld en met blijdschap, wetende, dat het het welbehagen Gods is, hetwelk men in geenen deele mag weerstaan, al ware het ook, dat men hiertoe de macht hadde. Leef het overige uwer dagen in de vreeze Gods, blijf mijner gedachtig, als ook dat ik mijnen God gediend heb tot in den dood. Ik blijf u steeds, voor zoolang als gij in deze wereld nog zult leven, mijne arme vrouw en mijn kindertjes aanbevelen, die hun vader in hunne vroegste jeugd verliezen, en ik bid den Heere, mijnen God, uit den grond mijns harten, dat het Hem behage, hun van hunne kindsheid af Zijnen Heiligen geest te schenken, en hen in Zijne vreeze te doen wandelen gedurende heel hun leven. Ik vraag Hem zonder ophouden om dien zegen, dat Hij zich de man mijner arme weduwe betoone, dat Hij haar zegene en haar genadig zij tot in eeuwigheid. Ik ben verheugd te vernemen, dat zij zich met hare kinderen naar Sedan begeven heeft, hetgeen mij eenige rust en verademing schenkt; en hoewel zij van u en van mijne broeders verwijderd zij, zoo bid ik u allen haar nimmer te vergeten, maar zoowel voor haar als voor mijne arme kleinen te zorgen. Ik bid den Heere mijnen God, dat het Hem behage u te vervullen met den overvloed zijner genade en hemelsche zegeningen, en uwe grijsheid meer en meer in eere doe zijn, u bevestigende in alles goeds, totdat Hij u, met al Zijn volk in zijn zalig rijk inzamele. Ik beveel u Gode en den Woorde Zijner genade, die machtig is u op te bouwen en u eene erve te geven onder alle heiligen. Vaarwel, mijne moeder, mijne lieve moeder, vaarwel. De Heere vertrooste u in uwe bezoeking.
Dezen 19en Mei 1567.
Door uwen zoon, die u op het
Hartelijkst liefheeft:
GUIDE DE BRÈS.
Gevangen om Jezus Christus,
Den Zone Gods.