lezen: 2 Korintiërs 5:1-10
Wij weten dat wanneer onze aardse tent, het lichaam waarin wij wonen, wordt afgebroken, we van God een woning krijgen: een eeuwige, niet door mensenhanden gemaakte woning in de hemel.
2 Korintiërs 5:1
Opbreken
Wat kun je je thuis voelen in deze wereld. Er is zoveel te genieten. Wie op vakantie gaat heeft momenten dat hij zou willen dat er nooit een einde aan komt. God heeft een prachtige schepping gemaakt. En mensen hebben prachtige dingen in zijn schepping tot stand gebracht.
Daarom is het opvallend dat Paulus heel het leven als iets tijdelijks leert zien. Nu leven we in een tent, maar straks krijgen we een eeuwig huis.
Vaak worden deze woorden gebruikt bij een begrafenis. Daar past het ook heel goed. Wie als gelovige overlijdt, neemt zijn intrek bij de Heer. Maar het geldt ook voor jonge mensen voor wie de gedachte aan de eigen dood nog ver weg ligt. Het geldt voor de geslaagde carrièrevrouw die het allemaal lukt. Het geldt voor de opa die geniet van zijn kleinkinderen. Het geldt voor ons allemaal. Denk erom dat je in een tent woont. Het moment van opbreken komt. Maar laat je daardoor niet uit het veld slaan: een permanent huis wacht. God zelf heeft het voor je gemaakt.
Zo kan hetzelfde woord voor de één een troost zijn, voor wie misschien bij zichzelf de afbraak van de aardse tent merkt. En voor een ander is het een prikkel om verder te kijken dan de welvaart van het moment.