Lezen: Exodus 25:1-9
De Israëlieten moeten een heiligdom voor mij maken, zodat ik te midden van hen kan wonen.
Exodus 25:8
Gods tent
Dat moet geweldig geweest zijn voor het volk in de woestijn. Je kon de plek aanwijzen waar de HEER woont. In een prachtige tent. Vanbuiten en vanbinnen, al had je als gewone gelovige dat laatste alleen van horen zeggen. God was dichtbij; Hij woonde midden tussen zijn volk. Je kon de weg in het enorme legerkamp aanduiden.
Dat Hij in een tent woonde, wil ook zeggen dat Hij meeging op die moeilijke reis naar het beloofde land. Hij is niet plaats gebonden. Ook toen later bleek dat die reis veel langer zou duren dan gepland, was Hij erbij. Zo heet Hij toch ook? Ik ben er helemaal voor jullie. Kijk maar naar de tent en naar de andere tekenen van mijn aanwezigheid.
Voor ons misschien gesneden koek. Wij leven in de tijd van het Nieuwe Testament. Je mag overal en altijd God aanbidden. Hij is nu helemaal niet aan één plaats gebonden. Toch kan ons ook een vreemd gevoel overvallen als je bijvoorbeeld op reis bent en weg uit je vertrouwde kerkelijke omgeving. Geldt daar ook wat we in de Bijbel vinden? Dan is het goed te beseffen dat de HEER met je meereist. Dat was ook al de boodschap in de woestijn: God is altijd bij je. Dat mag je zeker weten.
Wat hou ik van Uw huis