Lezen: Psalm 19
Aan het ene einde van de hemel komt hij op, aan het andere einde voltooit hij zijn loop, niets blijft voor zijn gloed verborgen.
Psalm 19:7
Een lekker zonnetje, zeggen we als tijdens de vakantie het weer opknapt. De wereld ziet er anders uit als de zon schijnt. Een stuk vrolijker. Wat zuidelijker kan het anders liggen. De zon kan een verzengende hitte met zich meebrengen. Een gloed die alles uitdroogt.
In Psalm 19 gaat het om een vergelijking. Aan de ene kant de majesteit van de zon. Prachtig wordt een zonsopgang beschreven. Hij komt tevoorschijn als een bruidegom uit het bruidsvertrek. Stralend en triomfantelijk. Aan de andere kant de wet van de Heer. Die geeft nog helderder licht. Het licht van de zon maakt de schamelheid van ons bestaan duidelijk; de wet van de Heer ontdekt ons aan de schamelheid van onszelf.
Hebben we dat nodig? Helaas wel. Als je buiten bent en een steen optilt, zie je allerlei beestjes wegschieten die het duister gezocht hebben en schrikken van het licht. Hebben we daar niet veel van weg? Het is pijnlijk de waarheid over jezelf onder ogen te zien.
Toch is de zon van Gods wet niet een verzengend vuur. Het is het warme licht van zijn liefde waarin we ons mogen koesteren. Hijzelf zorgde er immers voor dat ook die zon ons niet zal steken. Hij liet over de wereld de zon der gerechtigheid opgaan, zijn eigen Zoon.