Lezen: Genesis 15:1-16
Wees ervan doordrongen dat je nakomelingen als vreemdeling zullen wonen in een land dat niet van hen is en dat ze daar slaaf zullen zijn en onderdrukt zullen worden, vierhonderd jaar lang.
Genesis 15:13
Nooit inburgeren
Hoor je er helemaal bij als je als vreemdeling ergens verblijft? Voor een vakantieganger is het niet zo erg als hij zich vreemd blijft voelen; voor een emigrant of een asielzoeker ligt dat anders. Die wil erbij horen. Die wil inburgeren.
Als je het zo bekijkt, stelt God Abram dus op de proef. Abram heeft zijn leven lang als vreemdeling tussen de mensen gewoond. Eerst in Charan en later in Kanaän. En nu hoort hij dat het generaties lang niet anders zal zijn. God noemt zelfs een termijn: vierhonderd jaar lang. Abrams zoon moet nog geboren worden, maar hij weet de toekomst van zijn nakomelingen al. Zou je er dan nog aan beginnen? Wat is je perspectief?
Het lijkt een soort inleiding op wat in de Bijbel overal naar voren komt. Wie gelooft is een vreemdeling in deze wereld. Inburgeren kun je wel vergeten. Dat moet je niet eens als verlangen hebben. Blijf maar een vreemdeling. En reken erop dat je een buitenstaander blijft.
Wat staat daar dan tegenover? Een eeuwig verbond met de Heer, net als bij Abram. Een relatie met de God van het leven. Voor Abram was het voldoende op dat moment. Is het ook voldoende voor ons, die veel meer mogen weten dan hij?