Meditaties week 1
Zingen: Liedboek 476:4
Lezen: Kolossenzen 1:3-20
God, door wie u geroepen bent om één te zijn met zijn Zoon Jezus Christus, onze Heer, is trouw.
1 Korintiërs 1:9
Wat maakt ons één? Wat bindt ons, de kerk – plaatselijk, landelijk, wereldwijd – samen?
Eenvoudig dit, dat wij door God geroepen zijn om in de nauwst denkbare verbondenheid met Jezus Christus te leven. In Hem is alles gegeven wat God ons wil schenken. Immers, ‘beeld van God, de onzichtbare, is Hij, eerstgeborene van heel de schepping (…) Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk’ (Kol. 1:15,18).
Het uiterst pijnlijke en beschamende nu is dat christenen en kerken dit even eenvoudige als diepe zicht op de eenheid eeuwenlang zijn kwijtgeraakt. De eenheid werd – en wordt vaak – niet gezocht in Christus alleen, maar in Christus… plus. Christus plus een bepaalde opvatting over de paus, Christus plus een bepaalde opvatting over het avondmaal, de vrouw in het ambt, de doop enzovoorts. Met als dramatisch gevolg dat kerk-zijn al tweeduizend jaar lang een repeterende breuk is. Wee ons.
Willen wij, wil de kerk weer de eenheid in Christus beleven, dan zullen we al die dierbare plussen moeten leren relativeren en samen terug moeten naar de basale roeping waarmee God ons geroepen heeft: één te zijn met Gods Zoon Jezus Christus.
Gebed: Here Jezus, Hoofd van uw kerk, het berouwt ons diep dat wij van uw kerk een verdeeld huis hebben gemaakt. Wil ons vergeven. Tegelijk danken we U dat christenen en kerken elkaar steeds meer weten te vinden in de roeping om één te zijn in U allen. Wat een wonder van genade.