Meditaties week 1
Zingen: Liedboek 316:3, 4
Lezen: 1 Korintiërs 1:11-12 en 3:1-4
Wanneer de een zegt: ‘Ik ben van Paulus,’ en een ander: ‘Ik van Apollos,’ bent u dan niet als alle andere mensen?
1 Korintiërs 3:4
Het zit in onze natuur om ons in zeer sterke mate te identificeren met ons land, een politicus, een sportman of -vrouw. Deze liefde voor het eigene, die ene gaat per definitie gepaard met een minder liefdevolle of zelfs haatdragende houding jegens het andere, de ander. Hoe ver dat kan gaan, blijkt, als je in Amsterdam of Rotterdam de namen van respectievelijk Feyenoord of Ajax laat vallen. Deze neiging zit zo diep in ons, dat ook de gemeente van Christus er niet vrij van is. ‘Ik ben van Paulus!’, ‘Ik van Apollos!’… tekent Paulus uit de mond van de Korintiërs op. Talloze kreten zijn er daarna bij gekomen: ‘Ik ben Luthers, Calvinist, baptist, gereformeerd.’ Paulus’ mening hierover is niet mals: jullie zijn net zo werelds als wie ook.
Wat is er mis met dit soort groepsvorming? Wel, het staat de werkelijke verbondenheid met je naaste, de eenheid in Christus in de weg. Onontkoombaar leidt het ook tot het meten met twee maten, vooroordelen, vijandsbeelden. Een voorbeeldje: wanneer Nederland tegen Duitsland voetbalt en de scheids geeft de Duisters ten onrechte een strafschop, is Nederland te klein. Gebeurt het omgekeerde, dan kijken we elkaar grijnzend aan: ‘Hebben wij even mazzel.’
Groeps-, liever gezegd kliekjesvorming, het is een zonde van demonische proporties.
Als jij in je hart kijkt, in welke mate ben jij er dan aan afgestorven?